fulmineert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fulmineert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ful·mi·neert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fulmineren |
fulmineert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fulmineren
- Jij fulmineert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fulmineren
- Hij fulmineert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fulmineren
- Fulmineert!