fulltime

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • full·time
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen fulltime
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

fulltime

  1. voor de volle werktijd (ongeveer 36 uur per week)
     Foodtrucks zijn met name populair op festivals. Maar ze worden tegenwoordig ook regelmatig ingehuurd voor familiefeesten of bedrijfsevenementen. Onno van Gent, die een website runt om foodtrucks te boeken, zegt tegen de KvK dat naar schatting daarom nu 65 procent van uitbaters fulltime bezig is met hun foodtruckonderneming.[1]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 30 januari 2022 Weblink bron “Aantal foodtruckondernemingen sinds 2017 verdubbeld, vaker fulltime uitbaters” (17 mei 2022), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be