frustreer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- frus·treer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
frustreren |
frustreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frustreren
- Ik frustreer.
- gebiedende wijs van frustreren
- Frustreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frustreren
- Frustreer je?