freelancer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • free·lan·cer
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘losse medewerker’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • van het Engels:
  • afgeleid van freelance met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord freelancer freelancers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

freelancer m [3]

  1. (maatschappij) (beroep) iemand die op 'freelance'basis werkt d.w.z. geen vast dienstverband heeft, maar zelfstandig werkt voor een of meer opdrachtgevers.
Verwante begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen