framboos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fram·boos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord framboos frambozen
verkleinwoord framboosje framboosjes

Zelfstandig naamwoord

framboos v / m

  1. (plantkunde) Rubus idaeus op Wikispecies, struik uit de familie der Rosaceeën
  2. (fruit) vrucht van de frambozenstruik
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • fram·boos

Zelfstandig naamwoord

framboos

  1. (plantkunde) framboos
  2. (fruit) framboos
Schrijfwijzen
  • Arabische transcriptie: فْرَمْبُوَسْ.