frak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • frak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘jas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1782 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord frak frakken
verkleinwoord frakje frakjes

Zelfstandig naamwoord

frak m [3]

  1. (kleding) rokjas
  2. (kleding) jas
Vertalingen

Gangbaarheid

24 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Slowaaks

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

frak m onbezield

  1. (kleding) rokkostuum
Afgeleide begrippen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • frak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Franse frac

Zelfstandig naamwoord

frak m onbezield

  1. (kleding) rokkostuum
Verbuiging
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

Verwijzingen

Meer informatie