forel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·rel
Woordherkomst en -opbouw
  • van Duits Forelle, in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1700 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord forel forellen
verkleinwoord forelletje forelletjes

Zelfstandig naamwoord

de forelv / m

  1. (straalvinnigen) benaming voor zalmachtige zoetwatervissen uit de geslachten Salmo op Wikispecies, Salvelinus op Wikispecies en Oncorhynchus op Wikispecies
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen