fonkeling

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  fonkeling    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• fon·ke·ling

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van fonkelen met het achtervoegsel -ing

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	fonkeling	fonkelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fonkeling v

1. een kleine, kortdurende, herhalende, felle lichtreflectie met name bij sieraden, kroonluchters en ogen

   • Bij het voorgerecht past een heerlijke Chardonnay (2016) van het wijnhuis Drostdy-Hof uit Zuid-Afrika. Deze lichtgele wijn met zijn geelgoude fonkeling is rond, romig en zacht van afdronk.  
   • De keten noemt Kamprad een 'typisch Zweedse ondernemer: hardwerkend en koppig, maar warm en met een fonkeling in de ogen'.  
   • ,,Die fonkeling in haar ogen toen het was gezet, dat was echt geweldig’’, gaat Marcel verder. ,,Ze was helemaal happy. Nou, daar doe je het voor.’’  

Synoniemen

• scintillatie, weerschijn, glans, tinteling, sprankelen, schittering, glinstering, gefonkel,

Vertalingen

    1.   

Engels: ustre (en), gleam (en), shine (en), scintillation (en), glittering (en), sparkling (en),

Gangbaarheid

• Het woord fonkeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fonkeling" herkend door:

89 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.