foneem

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·neem
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘klankeenheid’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
  • Van het Oudgriekse φώνημα met het achtervoegsel -eem
enkelvoud meervoud
naamwoord foneem fonemen
verkleinwoord foneempje foneempjes

Zelfstandig naamwoord

het foneemo

  1. (taalkunde) een term uit de fonologie die verwijst naar een verzameling klanken die allemaal dezelfde betekenisonderscheidende functie hebben
    • /b/ en /d/ zijn fonemen in het Nederlands omdat de woorden "bak" en "dak" een verschillende betekenis hebben. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

32 % van de Nederlanders;
35 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen