foetsie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- foet·sie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘weg’ voor het eerst aangetroffen in 1902 [1]
- van Duits futsch "weg" of van Italiaans fuggi "vlucht!" [2]
Bijwoord
foetsie
- niet vindbaar op de verwachte plek, kwijt
- Mijn gereedschapskist is foetsie.
- Als je Karel zoekt dan heb je pech, die is foetsie.
Synoniemen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | foetsie | foetsies |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de foetsie m
- afvalbak
- Gooi maar in de foetsie.
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord foetsie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "foetsie" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "foetsie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ foetsie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %