foedraal

Uit WikiWoordenboek
1. Mes in een zwart foedraal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • foe·draal
Woordherkomst en -opbouw
  • van Duits Futteral, in de betekenis van ‘koker’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord foedraal foedralen
verkleinwoord foedraaltje foedraaltjes

Zelfstandig naamwoord

foedraal o [3]

  1. passend gemaakte doos, overtrek of hoes
     Hij was gekleed in een soort militaire overjas en droeg zijn geweer in een soepel foedraal over zijn ene schouder.[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen