flodder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flod·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘oefenpatroon’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • uit de zeventiende eeuw [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord flodder flodders
verkleinwoord floddertje floddertjes

Zelfstandig naamwoord

de flodderm

  1. oefenpatroon waarbij wel kruit tot ontbranding komt maar geen kogel wordt afgeschoten
  2. (figuurlijk) losse flodder: een loze aanval die geen doel treft
    • Anderhalve week geleden leek het erop dat Sven Kramer zelfs een trucje nodig had om zijn ploeggenoot Jan Blokhuijsen achter zich te houden bij het NK allround. Tijdens de afsluitende 10 kilometer konden beide schaatsers zien welke rondetijd de concurrent reed, terwijl alleen Blokhuijsen niets wist van die afspraak. Mede daardoor werd zijn geplande verrassingsaanval niets meer dan een losse flodder.[3]  
    • Dat hij Chinezen heeft aangeduid als „spleetogen” en „listige bedriegers” ontkent de Duitse eurocommissaris Günther Oettinger niet. Maar het was „een losse flodder”, zei hij tegen Die Welt. Het was „op geen enkele manier respectloos bedoeld”. Maar die uitleg heeft de ervaren eurocommissaris niet behoed voor een golf van kritiek. Het is niet de eerste keer dat Oettinger (63), voormalig minister-president van de deelstaat Baden-Württemberg, er meer uitflapt dan goed voor hem is. Een woordvoerder van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken reageerde op woensdagochtend met kritiek op Oettingers “verbijsterende superioriteitsgevoel”. [4] 
  3. slordige loshangende kleding
    • Ma Flodder draagt in de film Flodder slordige loshangende kleding. 
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
flodderen

flodder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flodderen
    • Ik flodder. 
  2. gebiedende wijs van flodderen
    • Flodder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flodderen
    • Flodder je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen