flessen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fles·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
flessen
fleste
geflest
zwak -t volledig

Werkwoord

flessen

  1. overgankelijk bedriegen, oplichten
    • Hij heeft de boel geflest! 

Zelfstandig naamwoord

de flessenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fles

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

flessen

  1. meervoud van flesse


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

flessen

  1. meervoud van flesse