flask

Uit WikiWoordenboek

Engels

enkelvoud meervoud
flask flasks

Zelfstandig naamwoord

flask

  1. flacon, flesje met veelal alcoholische inhoud dat meegedragen wordt
  2. (scheikunde) kolf, maatkolf


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • flask
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord  flasa zn  (dunne schijf, splinter)
Naar frequentie zeldzaam

Werkwoord

flask

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van flaske
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   flask     flasken     flasker     flaskene  
genitief   flaskes     flaskens     flaskers     flaskenes  

Zelfstandig naamwoord

flask, m

  1. brede kant, langszij, langszijde, zijkant
  2. een stuk hout gesneden naar de jaarringen
Synoniemen
Hyperoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: legge på flasken
op de kant leggen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • flask
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord  flasa zn  (dunne schijf, splinter)

Werkwoord

flask

  1. zwakke verbuiging gebiedende wijs van flaske
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   flask     flasken     flaskar     flaskane  

Zelfstandig naamwoord

flask, m

  1. brede kant, langszij, langszijde, zijkant
Synoniemen
Hyperoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • leggje noko på flasken
iets op de kant leggen
  • lande på flasken
op de zijkant landen