flapoor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flap·oor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord flapoor flaporen
verkleinwoord flapoortje flapoortjes

Zelfstandig naamwoord

het flapooro

  1. zeer groot, uitstaand oor

flapoor m

  1. (pejoratief) iemand met zeer grote en uitstaande oren
  2. (figuurlijk) konijn
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen