fitter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: vitter
Uitspraak
Woordafbreking
  • fit·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fitter fitters
verkleinwoord fittertje fittertjes

Zelfstandig naamwoord

de fitterm

  1. (techniek) (beroep) iemand die fit (buisleidingen, kranen enz. aanbrengt)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

fitter

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van fit

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen