figuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fi·guur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gestalte, afbeelding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord figuur figuren
verkleinwoord figuurtje figuurtjes

Zelfstandig naamwoord

figuur o, v of m

  1. afbeelding (illustratie, foto of tekening) bij een verhaal
  2. gestalte, persoon
     Hij leek een permanente glimlach te hebben onder zijn borstelige snor en was hier in de wildernis duidelijk in zijn element. Na het filteren van een paar liter water deed ik mijn rugzak weer om en liep met een grote grijns op mijn gezicht door; wat een figuur.[2]
  3. lichaamsbouw, postuur
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Gronings

Zelfstandig naamwoord

figuur

  1. figuur; afbeelding (illustratie, foto of tekening) bij een verhaal


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

figuur

  1. figuur; afbeelding (illustratie, foto of tekening) bij een verhaal