fietshelm
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiets·helm
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets zn en helm zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietshelm | fietshelmen |
verkleinwoord | fietshelmpje | fietshelmpjes |
Zelfstandig naamwoord
de fietshelm m
- (verkeer) (hoofddeksel) helm die het hoofd van een fietser zou moeten beschermen bij een ongeluk
Vertalingen
1.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord fietshelm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.