fenol

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fe·nol
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘carbolzuur, hydroxybenzeen’ voor het eerst aangetroffen in 1881 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fenol fenolen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het fenolo [3]

  1. (scheikunde) een uit steenkolenteer verkregen organische verbinding (C6H5OH) bestaande uit een benzeenring waarvan één waterstofatoom is gesubstitueerd door een hydroxylgroep (OH)
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen