fanaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·naat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fanaat fanaten
verkleinwoord fanaatje fanaatjes

Zelfstandig naamwoord

de fanaatm

  1. een persoon met een grote inzet of liefde tot een bepaalde zaak
    • Hij is op dat gebied echt een fanaat. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen fanaat fanater meest fanaat
verbogen fanate fanatere meest fanate

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

fanaat

  1. fanatiek

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen