falta

Uit WikiWoordenboek

Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • fal·ta

Zelfstandig naamwoord

falta v

  1. gebrek, gemis, leemte
Verwante begrippen
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
faltar

falta

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van faltar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van faltar