fagocyt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·go·cyt
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘wit bloedlichaampje, eetcel’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • van het OudGriekse φαγεῖν 'phagein' (eten) en met het achtervoegsel -cyt [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fagocyt fagocyten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fagocytm

  1. (biologie) wit bloedlichaampje dat bacteriën en stukjes afgestorven weefsel in zich kan opnemen en verteren door middel van omsluiting (fagocytose)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

36 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen