factie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fac·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘politieke groep’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1]
  • uit het Latijn factio, van facere[2]; met het achtervoegsel -tie
enkelvoud meervoud
naamwoord factie facties
factiën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de factiev

  1. (politiek) agerende politieke groepering (partij binnen een partij)
  2. (letterkunde) fictie, gebaseerd op ware gebeurtenissen
Vertalingen

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen