faciliteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fa·ci·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hulpmiddel’ voor het eerst aangetroffen in 1881 [1]
  • afgeleid van faciel met het achtervoegsel -iteit
  • afgeleid van het Franse facilité [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord faciliteit faciliteiten
verkleinwoord faciliteitje faciliteitjes

Zelfstandig naamwoord

de faciliteitv

  1. een voorziening, hulpmiddel
    • Er waren genoeg faciliteiten aanwezig om sport te beoefenen. 
  2. een voordeel
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen