experimenteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·pe·ri·men·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
experimenteren
experimenteerde
geëxperimenteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

experimenteren

  1. inergatief iets uitproberen, een proef nemen, een experiment uitvoeren
    • Deze wetenschapper heeft weleens geëxperimenteerd met de hersenen van fruitvliegjes, maar die bleken toch net wat te klein te zijn om mee te werken. 
     Dit keer rookte ik twee dikke joints achter elkaar in de hoop eindelijk te ontdekken waar de magie zat. Het effect was echter dat ik binnen een paar minuten geheel knock-out in slaap viel. Pas na vier dagen uitgebreid experimenteren begon ik het eindelijk door te krijgen en wandelde vervolgens zo high als een kanarie door de bergen.[3]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen