exciteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·ci·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
exciteren
exciteerde
geëxciteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

exciteren

  1. overgankelijk (natuurkunde) in een aangeslagen toestand, een van hogere energie brengen
    • In een kleurstof zijn bepaalde fotonen in het zichtbare gebied in staat elektronen in bepaalde moleculaire orbitalen te exciteren. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen