excelleren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·cel·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uitmunten’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • uit het Frans met het achtervoegsel -eren[2]

Werkwoord

excelleren [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
excelleren
excelleerde
geëxcelleerd
zwak -d volledig
  1. heel erg goed in iets zijn / heel veel beter zijn dan anderen / overal bovenuit steken
    • Vrouwen hebben gewoon meer interesse in familieachtige dingen, zei Thierry Baudet, fractievoorzitter van Forum voor Democratie, tegen het blad Quote. Daarom zouden ze minder excelleren. Ik vraag mij af waar Baudet zijn standpunt vandaan haalt. Werp een blik op een willekeurige school en je zal zien dat er het hardst wordt gewerkt door de meisjes.[4] 
    • Ook zo genoten van de Limburgspecial in het Volkskrant Magazine van afgelopen weekend? Met name Cécile Narinx ('ik wil wel weer terug naar Maastricht'), Willem Vissers ('kijk al die bekende Limburgers toch eens excelleren') en Marcel Maassen ('mijn zuurvlees smaakt het best') waren lekker op dreef, in fijne stukken die nu eens niet doordrenkt waren van de zelfhaat waarmee wij Limburgers onszelf meestal manifesteren. [5]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen