erregte

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • er·reg·te

Werkwoord

erregte

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van erregen
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van erregen
  3. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van erregen
  4. derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van erregen