epitaaf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • epi·taaf
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van 'epitafium' [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord epitaaf epitafen
verkleinwoord epitaafje epitaafjes

Zelfstandig naamwoord

epitaaf m / o

  1. grafschrift
    • Confusion will be my epitaph.
      As I crawl a cracked and broken path
      If we make it we can all sit back and laugh.
      But I fear tomorrow I'll be crying,
      Yes I fear tomorrow I'll be dying.

      King Crimson
       
  2. grafsteen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen