enigheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- enig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | enigheid | enigheden |
verkleinwoord | enigheidje | enigheidjes |
Zelfstandig naamwoord
de enigheid v
- datgene waar men het met elkaar eens kan zijn
- De Drie Formulieren van Enigheid - de belijdenisgeschriften Heidelbergse Catechismus, Nederlandse geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels - komen er dan ook niet meer aan te pas in Enschede. 'Positief-christelijk' noemt Bisschop de nieuwe toelatingseis. "De student moet een christelijke invulling aan de studententijd willen geven. Geloven hoeft niet per se, maar de student moet er wel mee bezig zijn." [2]
- het alleen en eenzaam zijn
Synoniemen
Antoniemen
- [1] verdeeldheid, onenigheid
Gangbaarheid
- Het woord enigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "enigheid" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ enigheid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia 29-08-17 Gereformeerde studenten in Enschede: 'Ook wij zitten in de kroeg'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be