enigheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • enig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord enigheid enigheden
verkleinwoord enigheidje enigheidjes

Zelfstandig naamwoord

de enigheidv

  1. datgene waar men het met elkaar eens kan zijn
    • De Drie Formulieren van Enigheid - de belijdenisgeschriften Heidelbergse Catechismus, Nederlandse geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels - komen er dan ook niet meer aan te pas in Enschede. 'Positief-christelijk' noemt Bisschop de nieuwe toelatingseis. "De student moet een christelijke invulling aan de studententijd willen geven. Geloven hoeft niet per se, maar de student moet er wel mee bezig zijn." [2] 
  2. het alleen en eenzaam zijn
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen