emfatisch

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • em·fa·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen emfatisch emfatischer
verbogen emfatische emfatischere
partitief emfatisch emfatischers -

Bijvoeglijk naamwoord

emfatisch [1]

  1. met (te grote) nadruk
  2. (taalkunde) medeklinker die nadrukkelijker wordt uitgesproken in Semitische talen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

26 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen