emballeur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- em·bal·leur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van emballeren met het achtervoegsel -eur[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | emballeur | emballeurs |
verkleinwoord | emballeurtje | emballeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de emballeur m
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van emballeuse
Gangbaarheid
- Het woord 'emballeur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.