elektrocuteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • elek·tro·cu·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
elektrocuteren
elektrocuteerde
geëlektrocuteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

elektrocuteren

  1. overgankelijk doden of ter dood brengen door elektrische stroom
    • Een aantal mensen dreigden geëlektrocuteerd te worden toen er een boom tegen de bovengrondse leiding viel. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen