eiervreter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·er·vre·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eiervreter eiervreters
verkleinwoord eiervretertje eiervretertjes

Zelfstandig naamwoord

de eiervreterm

  1. (dierkunde) (informeel) dier dat het legsel van andere dieren als voedsel gebruikt
     De kokmeeuw ontpopt zich net als de mantelmeeuw bij slecht weer tot een echte eiervreter.[3]
  2. (reptielen) benaming voor slangen uit het geslacht Dasypeltis op Wikispecies, in het bijzonder de in Z.-Afrika voorkomende soort Dasypeltis scabra op Wikispecies
     Als de muur niet glad is, zoals bij muren gebouwd met gedroogde stenen het geval is, klimt de dasypeltis (eiervreter) er gemakkelijk tegenop.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. eiervreter op website: Etymologiebank.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 20 augustus 2022 Weblink bron
    Henk Vonhoff (geciteerd)
    Vonhoff maakt Griend sterker om meer nesten te behouden in: Nieuwsblad van het Noorden op Wikipedia, jrg. 85 nr. 155 (4 juli 1972), Nieuwenhuis, Groningen, p. 3 kol. 2
  4. Bronlink geraadpleegd op 20 augustus 2022 Weblink bron
    H. Deturck
    Slangen in Congo in: Scheut; annalen van Sparrendaal, jrg. 55 nr. 5 (juni 1956), Missionarissen van Scheut, Vught, p. 97 kol. 1