efficiënt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ef·fi·ci·ent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘doelmatig, werkzaam’ voor het eerst aangetroffen in 1949 [1]
  • [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen efficiënt efficiënter efficiëntst
verbogen efficiënte efficiëntere efficiëntste
partitief efficiënts efficiënters -

Bijvoeglijk naamwoord

efficiënt

  1. veel nuttig effect hebbend in verhouding tot de gedane moeite
    • We zijn erg blij met die efficiënte wijziging. 
    • Het lijkt misschien het makkelijkst om op aarde een kant-en-klare maanmodule te bouwen en die vervolgens naar de maan te sturen. Toch pleit Vermeulen om juist gebruik te maken van de grondstoffen van de maan zelf, om zo onafhankelijk te zijn van de aarde. Een efficiënte manier is om bijvoorbeeld gebruik te maken van de bewoonbare lavatunnels waar een vestiging in gebouwd kan worden. Op die manier biedt het oppervlak van de maan zelf voldoende bescherming [3] 
     Hier was geen interior designer aan het werk geweest met een efficiënt, anoniem ontwerp, maar had een overdaad aan geschiedenis een wanhopig zuchtende overdaad aan weelderige sporen achtergelaten.[4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen