eerstkomend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eerst·ko·mend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen eerstkomend
verbogen eerstkomende
partitief eerstkomends

Bijvoeglijk naamwoord

eerstkomend [1]

  1. de volgende gevolgd door een beschrijving van een periode of gebeurtenis
    • Een opmerkelijk voorval kan enig licht werpen op deze vraag. Het betreft een eindexamenkandidaat uit 6 VWO die teveel haar eigen gang mocht gaan. Voor een examen ‘luistertoets Frans’ heeft zij een 4,6 gehaald. Ik probeer haar te troosten en moed in te spreken voor het eerstkomende examens Frans, maar ze wuift het weg: nee, het was echt gewoon haar eigen schuld, vertelt ze, want normaal gesproken haalde ze voor dit onderdeel tot nu toe altijd een hoog cijfer, maar ditmaal was ze dom bezig geweest, ze had vlak tevoren geblowd, vandaar. Nee dat zou zeker niet nog eens gebeuren, want ze had haar ouders gevraagd om haar vanaf nu te verbieden om tijdens examentijd te blowen.[2] 
    • Voor de premium-bieren van Grolsch hebben de Chinezen en Brazilianen de eerstkomende jaren te weinig koopkracht, meent bestuursvoorzitter J. Troch van Grolsch. De concurrentie op de Chinese biermarkt, die de potentie heeft de grootste ter wereld te worden, is bovendien moordend.Iedere zichzelf respecterende brouwer probeert in China een voet tussen de deur te krijgen, 'maar de bedrijven die er winst maken zijn op de vingers van één hand te tellen', weet Troch.[3]  
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 21 maart 2017
  3. Volkskrant 10 februari 1999