ebben

Uit WikiWoordenboek
Ebbenhout

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eb·ben
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van eb met het achtervoegsel -en
enkelvoud meervoud
naamwoord ebben -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het ebbeno

  1. het zwarte en zware hout van een ebbenboom, behorende tot één uit een aantal tropische soorten uit het geslacht Diospyros op Wikispecies (familie Ebenaceae op Wikispecies)
    • Het gebruik van ebben is vanwege de kostbaarheid van het hout erg beperkt. 
Synoniemen
Vertalingen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen ebben

Bijvoeglijk naamwoord

ebben

  1. vervaardigd van ebbenhout
    • We hebben van oma een ebben olifantje geërfd. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ebben
ebde
geëbd
zwak -d volledig

Werkwoord

ebben

  1. onpersoonlijk geleidelijk wegvloeien, met name onder invloed van de getijden
    • Hij had niet in gaten dat het al enige tijd ebde en kwam daardoor vast te zitten in de modder. 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be