duodi

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak
  • IPA: /dɥɔ'di/
Woordafbreking
  • duo·di
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van het Latijnse hoofdtelwoord duo (twee) en het Oudfranse di (dag; van het Latijnse dies) dat nu nog voorkomt als woorddeel in de Franse dagnamen (bijvoorbeeld lundi).
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  duodi     le duodi     duodis     les duodis  

Zelfstandig naamwoord

duodi m

  1. de tweede dag van een decade in de Franse republikeinse kalender.


Dagen in het Frans volgens de republikeinse kalender
primidi
eerste dag
duodi
tweede dag
tridi
derde dag
quartidi
vierde dag
quintidi
vijfde dag
sextidi
zesde dag
septidi
zevende dag
octidi
achtste dag
nonidi
negende dag
décadi
tiende dag