duizendschoon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dui·zend·schoon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duizendschoon duizendschonen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de duizendschoonv / m

  1. (plantkunde) bloemplant uit het geslacht van de anjers Dianthus barbatus op Wikispecies
    Ook wel gebruikt voor de koekoeksbloem en de klokjesgentiaan
    • beschrijft het leven van een oud echtpaar dat zijn landgoed consumeert. “Het huishouden van Pulcheria Ivanovna bestond uit het voortdurend openen en sluiten van de voorraadkast, uit het zouten, drogen, koken van een onwaarschijnlijke hoeveelheid vruchten en planten. Haar huis leek net een chemisch laboratorium. Onder de appelboom brandde voortdurend een vuur en de ketel of koperen pot met jam, gelei, pasta op honing, op suiker en weet ik veel waarop nog meer kwam haast niet van de ijzeren driepoot af. Onder een andere boom stookte de koetsier in een koperen vat onafgebroken wodka uit perzikenblaadjes, vlierbessenbloesem, duizendschoon, kersepitten, en aan het eind van dit proces was hij totaal niet meer bij machte zijn tong te roeren en sloeg hij zo'n wartaal uit dat Pulcheria Ivanovna er niets van begreep en naar de keuken ging om te slapen.”[2] 
    • In de pluktuin van Riet en dochter Marja van den Ende, aan een landweg vlak buiten de bebouwde kom van Naaldwijk, worden de klanten met mand en schaar zelf op zinnia's en de duizendschonen losgelaten. Wèl worden ze van tevoren geïnstrueerd: niet alle planten bij de grond afknippen zodat elke kans op hergroei verkeken is; niet slim denken te zijn door alle bloemen in knop te plukken, omdat het merendeel van de knoppen dan vervolgens thuis op de vaas niet zal ontluiken. [3] 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Laura Starink 26 augustus 1995
  3. NRC Romke van de Kaa 10 juni 1999