dubbelblind
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dubbelblind (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dub·bel·blind
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dubbel en blind
stellend | |
---|---|
onverbogen | dubbelblind |
verbogen | dubbelblinde |
partitief | dubbelblinds |
Bijvoeglijk naamwoord
dubbelblind
- (wiskunde) (statistiek:) zonder medeweten van de zieke en de arts bijv. bij onderzoek nieuw geneesmiddel
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. zonder medeweten van de zieke en de arts bijv. bij onderzoek nieuw geneesmiddel
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord dubbelblind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.