drumstick

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drum·stick
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘boutje van gevogelte’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • samenstelling van  drum ww  en  stick 
  • van het Engelse 'drumstick' (trommelstok)
enkelvoud meervoud
naamwoord drumstick drumsticks
verkleinwoord drumstickje drumstickjes

Zelfstandig naamwoord

de drumstickm

  1. (voeding) gekruid boutje van gevogelte (meestal kip)
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen