dromerij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dro·me·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dromerij dromerijen
verkleinwoord dromerijtje dromerijtjes

Zelfstandig naamwoord

dromerij v [1]

  1. waarvan men droomt, maar niet op de werkelijkheid is gebaseerd
    • „Deze mensen zijn in de greep van dromerijen, meestal van linkse aard, over de ineenstorting van het kapitalisme. Het is ook een vorm van indoctrinatie die niets met de werkelijkheid te maken heeft”, schrijft iemand. [2] 
    • Er viel na jaren van harde bezuinigingen ook veel te kiezen. Voor linkse dromerij, voor verzet tegen de gevestigde orde, voor geldsmijterij, of voor ervaring. Nu komt het erop aan dat partijen in de komende formatie zorgvuldig omgaan met de belangen van de kiezers en zich niet verliezen in een overhaaste uitruil, zoals in 2012. [3] 
    • Ach, wat heb je nodig om gelukkig te zijn? Een bij, een klavertje en wat dromerijen? [4] 
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf DENISE HOOGLAND 06 jan. 2016 Uitslag Stelling: ’Of het echt zin heeft..?’
  3. De Telegraaf 16 mrt. 2017 Vertrouwen
  4. Het Parool THEODOR HOLMAN 4 JULI 2018 Ach, wat heb je nodig om gelukkig te zijn?
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be