draagband

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • draag·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord draagband draagbanden
verkleinwoord draagbandje draagbandjes

Zelfstandig naamwoord

de draagbandm

  1. een aan een voorwerp bevestigde band die het gemakkelijker maakt het voorwerp mee te dragen
    • De draagband brak en de ski's kletterden op de grond. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be