doorworstelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·wor·ste·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorworstelen
worstelde door
doorgeworsteld
zwak -d volledig

Werkwoord

doorworstelen [1]

  1. met veel moeite iets hebben doorstaan of volbracht, worstelend dringen door
    • Hij heeft zich door de school heen geworsteld. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorworstelen
doorworstelde
doorworsteld
zwak -d volledig

Werkwoord

doorworstelen [2]

  1. overgankelijk verder worstelen; worstelend te boven komen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen