doornenkroon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[3] op een rif in Fiji, 2005.
Uitspraak
Woordafbreking
  • door·nen·kroon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doornenkroon doornenkronen
verkleinwoord doornenkroontje doornenkroontjes

Zelfstandig naamwoord

de doornenkroonv / m

  1. van doorntakken gevlochten kroon als symbool van het martelaarschap
    • Het waren de Romeinen die Jezus de doornenkroon opzetten. 
  2. roodkleurige, stekelige zeester
    • De doornenkroon kan mensen zeer pijnlijke wonden opleveren. 
  3. (stekelhuidigen) Acanthaster planci op Wikispecies een zeester met doornachtige stekels die over het hele lichaam zijn verspreid. Hij kan een doorsnede van 40 cm bereiken, en heeft 12 tot 19 armen. De doornenkroon voedt zich hoofdzakelijk met koraalpoliepen op Wikipedia (nl). Hij klimt 's nachts op het rif en 'graast' dan het koraal af
Hyperoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid