dollen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  dollen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• dol·len

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘uitgelaten handelen’ voor het eerst aangetroffen in 1401

Werkwoord

dollen

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
dollen	dolde	gedold
zwak -d	volledig

1. spelen, stoeien, spotten, gek doen

   • De vader dolde met zijn kinderen, totdat ze de vaas kapot stootten, toen moesten ze van moeder stoppen en de scherven opruimen. 

2. graven, delven

Afgeleide begrippen

• [2] dolmes

Vertalingen

    1. spelen, stoeien, spotten, gek doen   

Duits: tollen (de), herumtollen (de)

Zelfstandig naamwoord

de dollen mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dol

Gangbaarheid

• Het woord dollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dollen" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.