dobbelaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

mensen die om geld met dobbelstenen spelen
Uitspraak
Woordafbreking
  • dob·be·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dobbelaar dobbelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dobbelaarm

  1. iemand die regelmatig met dobbelstenen speelt
    • Daarmee zijn de natuurkundigen het komend halfjaar in de greep van de Grote Dobbelaar, voordat de volgende serie metingen meer zekerheid gaat bieden. Einstein deed de beroemde uitspraak „God dobbelt niet” om zijn intuïtieve afkeer van de fundamentele rol van het toeval in de quantumfysica uit te drukken. [2] 
    • Dobbelaars en andere gokkers. Voor één categorie beleggers is het hervatten van de handel zeker interessant: beleggers zoals Lucerne Capital, die eerder aandelen Imtech tegen een hogere koers hadden verkocht, maar de aandelen toen niet hadden (zogeheten short selling). Zij kunnen de aandelen nu alsnog inkopen tegen een lage prijs. Dan hebben ze de koop- en verkooptransacties afgerond.” [3] 
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen