distantieerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·tan·ti·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
distantiëren

distantieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van distantiëren
    • Ik distantieerde. 
    • Jij distantieerde. 
    • Hij, zij, het distantieerde.