dissocieerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·so·ci·eer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dissociëren |
dissocieerden
- meervoud verleden tijd van dissociëren
- Wij dissocieerden.
- Jullie dissocieerden.
- Zij dissocieerden.
- Wij dissocieerden.
vervoeging van |
---|
dissociëren |
dissocieerden