dissimileer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dissimileer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dis·si·mi·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dissimileren |
dissimileer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dissimileren
- Ik dissimileer.
- gebiedende wijs van dissimileren
- Dissimileer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dissimileren
- Dissimileer je?